Ik las dat je bent vertrokken naar een plek waar weinig meer over bekend is dan dat die ver weg is van al je vrienden. Dat je naam heel groot geschreven staat op een snoepautomaat in Amsterdam Centraal. Dat die wel eens wordt schoongemaakt, maar je naam er dan de volgende dag in een ander handschrift weer op staat.
Ik las dat je nu vloeiend Pools spreekt, maar niet vaak met mensen. Dat je soms uren voor reclameschermen staat te mompelen. Dat je de alomtegenwoordigheid van macarons tegen alle verwachtingen in hebt geaccepteerd. Dat je vaak de woorden ‘gaaf’ en ‘gaan’ gebruikt.
Ik las dat je een goede trui hebt – die je fantastisch staat, je warm houdt en zelfvertrouwen geeft – maar dat je meestal in een gehuurde smoking rondloopt met een hamer achter je riem gestoken. Ik las dat niemand precies weet wat je voor werk doet, maar dat je in je vrije tijd speeltuinen tekent met een vulpotlood.
Dat je gaat stoppen. Of naar Mexico vertrekt.
Iemand heeft dat geschreven en ik las het. Zo is het allemaal minstens twee keer gebeurd, maar niet noodzakelijk met dezelfde betekenis.
Geschreven voor het Kakkerlakje Laten we lezen van Uitgeverij Loopvis.
